Soms had ik van die avonden, dan ging ik alleen op stap en voelde me ‘on top of the world!’ De tweede keer dat ik Soleil zag, was zo’n avond. Super enthousiast was ik met mijn nieuwe visitekaartjes aan het rondstrooien op de Grote Kunstborrel. Ik had net met de directeur van het architectuurfestival mijn ideeën gedeeld voor een programma onderdeel, toen ik Soleil zag staan. Hij was nu meer casual gekleed met een jeans en een T-shirt. Het stond hem beter dan een blouse en een pantalon, het hielp vast ook dat er twee jonge meiden vrolijk om hem heen dartelden. Toen Soleil me zag, stapte hij resoluut op me af en groette Victor, ze bleken elkaar van de TU Delft te kennen. Het bier vloeide rijkelijk, de muziek stond hard. Ik bewoog me als een vis in het water en de mensen waren de zee.
‘Je praat veel, maar ik begrijp je niet,’ schreeuwde Soleil in mijn oor. Had ik dit goed verstaan? Ik merkte wel dat hij me een beetje aan het uitdagen was, maar wat wilde hij hier precies mee zeggen? Ik vind je leuk, ik wil je beter leren kennen. Of je praat veel maar je zegt eigenlijk niets. Zijn plagerige glimlach was verleidelijk. Ik wist niet of het de alcohol was. Het voelde sowieso beter om naar huis te gaan nu ik me in de roes bevond die een voorbode was voor het dronkenschap. Ik gaf hem drie kussen en verliet de toko. Onderweg naar huis ontving ik een sms van een onbekend nummer, zonder afzender. Of ik zin had om te lunchen. Ik schreef terug: ‘Ik weet niet wie je bent, maar lunchen kan ik met iedereen.’ Soleil liet me gelijk weten dat ik met hem van doen had.
‘Rijk, stop nu met dat geschop.’ Soleil remde voor een schrikeffect.
‘Doe even normaal zeg, ik schrik me rot!’ riep ik naar Soleil.