Anderhalf jaar geleden zijn Soleil en ik samen met onze kinderen Ruby en Rijk verhuist van hartje Rotterdam naar het Italiaanse platteland om hier een camping te beginnen. Soleil was hier eerst drie maanden alleen zonder warm water om de vervallen boerderij om te bouwen tot woonhuis. Liefde, geld en tranen, alles hebben we in deze plek gestopt. Meer tijd met het gezin en dichter bij de natuur was het idee.
‘Stella…’
‘Ja.’
‘Stella!’
Bloed irritant vind ik dat Soleil me maar blijft roepen, terwijl hij zelf steeds dover wordt, al wil hij dit niet horen.
‘Ja!’
‘Stella, heb jij je sleutels nou gevonden?’
‘Nee, Soleil.’
Waar heb ik ze toch neergelegd? Het huis is een puinhoop. Het is september en we hebben net ons eerste echte hoogseizoen achter de rug.
‘Ik heb de koffer, Rijk en ik lopen alvast naar de auto.’ zegt Soleil terwijl hij de deur uitgaat.
Soleil is als een galopperend paard, niet te stoppen. Ik heb het gevoel alsof Soleil en ik elkaar onderweg zijn kwijtgeraakt. Ik twijfel of de rol van collega’s voor ons is weggelegd, zou ik tegen hem willen zeggen. Maar wat ben jij een ontzettend nare collega komt er uit mijn mond. Interne communicatie is een serieus punt van aandacht. We praten al dagen niet met elkaar. Soleil vindt dat het mij aan ondernemers mentaliteit ontbreekt. Hij zegt dat je bereid moet zijn om tachtig uur per week in het bedrijf te steken. Kijk, als we nou met z’n tweeën waren, ok. Maar we hebben ook nog twee kinderen.